zondag 2 augustus 2009

 
Als ik eenden zie moet ik aan mijn vader denken. Hij vertelde mij namelijk dat toen hij op zijn achttiende vanuit Suriname naar Nederland kwam het meest verbaasd was over de eenden die in de vijvers zwommen. Hij kende eenden alleen maar als gefrituurd delight op feestdagen. Vandaag was weer zo'n dag dat ik het onvanzelfsprekende verband eend/vader legde want aan de grote ronde tafel met het ronddraaiende plateau werd eend geserveerd, alhoewel...niet als zodanig herkenbaar. Zijn pootjes lagen op de ene schaal (met de nageltjes er nog in), zijn tong (nog aan de snavel vast) op een andere en in de soep was zijn bloed verwerkt. Ik ben dol op eend, versta me goed, maar ik deed vandaag aan tafel mijn uiterste best aan een boterham met pindakaas te denken.
 
Tevergeefs, mag ik wel zeggen. 
 
Ik merk dat ik mijn aantekeningenboekje tijdens het praten met getroffenen zo nu en dan weggooi want wat voelt het belachelijk om ze met pen en papier te benaderen. Het schrijven ter plekke maar ook Schrijven als onderwerp van mijn interview past simpelweg niet in concreet leed. Wat maar eens benadrukt dat schrijven eigenlijk voor luxepaardjes is. 
 
Of het nu aan mijn vraag, aan de vertaling van de tolk, of aan de geinterviewde ligt: elk interview hier in China is een stippentekening waarbij je zelf de lijntjes van stip naar stip moet trekken. Aan de Nederlandse deelnemers die Chinees spreken wordt deze week van alle kanten getrokken want zo zonder Chinese buddy is contact maken met de Chinezen zo intensief als een workout.
 
Heel de groep, en ik zeker niet als laatste, is na twee weken een beetje murw van alle indrukken. Daarom morgen weer even een dagje toeristisch: we gaan in Leshan-stad de grootste Boeddha van China bezoeken. Grappig, want ik heb een Boeddha in - volgens mij - Beijing ontmoet die zich dezelfde eer toedicht.



Deel je favoriete foto's online met Windows Live Photos